Conflicten met vloerleggers

Vreemd genoeg leidt het aanleggen van een nieuwe vloer relatief gezien vaak tot onenigheid tussen de aannemer en de klant. Zeer specifiek, vloeren. Toch kan ik begrijpen dat het een ingrijpende operatie is waarbij de klant pas na het aanbrengen het daadwerkelijke product kan zien. Juridisch gezien is het leggen van een vloer dan ook een inspanningsverplichting: dit houdt in dat de aannemer zich verplicht zijn of haar best te doen een bepaald resultaat te halen. De aard van deze verplichting is dat het resultaat echter niet in beton is gegoten, het kan enigszins afwijken van wat de klant zich heeft voorgesteld. 

Leuk om te weten, maar wat betekent dit in de praktijk? Van belang is dat men moet inzien dat de aannemer zich niet heeft verbonden tot het leggen van een perfecte vloer. Dat is simpelweg niet haalbaar en het vak van vloerenlegger zou dan ook snel uitsterven, omdat fouten menselijk zijn. Daartegenover zijn er grenzen aan de soepele verplichting van de aannemer. Het kan niet zijn dat half werk wordt geleverd zonder geldig excuus. Er mogen geen vermijdbare beroepsfouten worden gemaakt zonder dat er aansprakelijkheid is van de aannemer. 

Ten eerste moet men zich realiseren dat het behouden van een goede verhouding met de aannemer de beste weg is. Zo worden problemen gemakkelijk opgelost, vaak tegen een redelijke prijs. Mocht die fase achterwege zijn, kan het raadzaam zijn om een andere aannemer of klusjesman te vragen om naar de vloer te kijken, een second opinion. Deze kan beroepsfouten constateren en eventueel al een offerte opstellen waarin hij de reparatiekosten begroot. Deze second opinion en eventuele offerte kan opgestuurd worden aan de vloerenlegger. 

Zou de vloerenlegger hier niks mee willen doen, kan een cliënt nakoming vorderen. Dit kan via een aangetekende brief die, wanneer nodig, door onze procescommissie wordt opgesteld. Hierin wordt de vloerenlegger aangemaand zijn verplichtingen na te komen. Indien deze alsnog verzaakt binnen de termijn de gevraagde handelingen te verrichten, kan bij de rechter nakoming worden gevorderd op grond van wanprestatie (zie artikel 6:74 van het Burgerlijk Wetboek). Dit laatste is echter een uiterst redmiddel, aangezien met een procedure proceskosten zijn gemoeid, zoals het griffierecht en eventuele advocatenkosten. Daarbovenop komt nog dat indien de eiser (onze cliënt) in het ongelijk wordt gesteld, hij of zij ook in de proceskosten van de verweerder kan worden veroordeeld.