De rechtsgeldigheid van het studiekostenbeding bij de Beroepsopleiding Advocaten

Voor veel beroepen is het van belang dat je als werknemer over voldoende kennis beschikt. Middels een opleiding kan ervoor worden gezorgd dat een werknemer zijn of haar functiegoed kan uitoefenen. Volgens de wet (artikel 7:611a BW) moet scholing die noodzakelijk is voor de uitoefening van het werk kosteloos worden aangeboden door de werkgever. Dit wordt ook wel ‘verplichte scholing genoemd’. Kortom, moet je als werknemer verplicht een opleiding volgen voor de uitoefening van je functie? Je werkgever is dan verplicht de scholing kosteloos aan te bieden.

Niet onder verplichte scholing valt scholing die nodig is voor een certificaat of diploma waarover je al bij aanvang van het werk moest beschikken. Denk hier bijvoorbeeld aan een chauffeur, de werkgever hoeft de kosten van het rijbewijs niet te betalen. Ook een opleiding voor een beroepskwalificatie is géén verplichte scholing.

 

Het studiekostenbeding

Als scholing verplicht kosteloos door de werkgever moet worden aangeboden, dan is een studiekostenbeding niet geldig. Een studiekostenbeding is een bepaling in een arbeidsovereenkomst waarin staat dat een werknemer (een deel van) de opleidingskosten moet terugbetalen als bepaalde omstandigheden zich voordoen – zoals een werknemer diebinnen een bepaalde tijd na het volgen van die opleiding uit dienst treedt. Werkgevers gebruiken het studiekostenbeding om te voorkomen dat werknemers direct na een (dure) opleiding vertrekken zonder dat de investering zich heeft terugverdiend.

Als een werkgever een studiekostenbeding wil opnemen in de arbeidsovereenkomst moet dit volgens de rechtspraak aan enkele strenge voorwaarden voldoen:

1. Het moet duidelijk zijn om welke opleiding het gaat en over welke periode de werkgever voordeel haalt uit de door werknemer verworven kennis. Alleen binnen deze periode kan werkgever studiekosten terugvorderen (gemiddeld één tot drie jaar).

2. De terugbetalingsregeling moet redelijk zijn, bijvoorbeeld door een afbouwregeling.Het bedrag dat moet worden terugbetaald, loopt dan met de tijd evenredig af. Hoe langer het dienstverband na afloop van de opleiding voortduurt, hoe minder een werknemer hoeft terug te betalen.

3. De terugbetalingsplicht moet uitdrukkelijk zijn vastgesteld en de werknemer moet zijn geïnformeerd over de mogelijke consequenties van het inroepen van het studiekostenbeding.

Van een rechtsgeldig studiekostenbeding kan enkel sprake zijn wanneer de opleiding niet verplicht is voor de uitoefening van het beroep!

 

Beroepsopleiding Advocaten

In de context van advocaat-stagiairs is de kernvraag nu: is een studiekostenbeding overeengekomen tussen een advocatenkantoor en een advocaat-stagiair geldig? Daarmee ook de vraag of de Beroepsopleiding Advocaten onder ‘verplichte scholing’ valt? Zo ja, dan mag het kantoor de kosten niet verhalen via een studiekostenbeding. Naar aanleiding van een zaak tussen een advocatenkantoor en een advocaat-stagiair die op staande voet is ontslagen, heeft het Gerechtshof Den Haag prejudiciële vragen aan de Hoge Raad gesteld.

De Hoge Raad heeft nog geen uitspraak gedaan, maar het advies van Advocaat-Generaal Drijber is wel al bekend. Volgens de A-G valt de Beroepsopleiding Advocaten onder ‘verplichte scholing’. Het gaat volgens de A-G bij de Beroepsopleiding Advocaten dus om scholing die noodzakelijk is voor de uitoefening van de functie van een advocaat-stagiaire. Immers, zo stelt de A-G, is het een wettelijk verplichte opleiding. De werkgever moet daarom de advocaat-stagiaire in staat stellen om deze opleiding te volgen. Daarnaast moet de werkgever de opleiding kosteloos aanbieden aangezien het volgen van de opleiding noodzakelijk is.

Een studiekostenbeding of enig ander contractueel beding op grond waarvan de kosten van de Beroepsopleiding Advocatuur kunnen worden verhaald op de advocaat-stagiaire of verrekend met zijn loon, is dus niet geldig. Advocatenkantoren mogen de kosten dus niet op de stagiair in opleiding verhalen middels een beding. Wel kan volgens de A-G sprake zijn van uitzonderlijke gevallen waarbij de werkgever op grond van goed werknemerschap betaalde kosten kan verhalen op de werknemer. Dit kan zich voordoen wanneer een werknemer geen enkele inzet toont bij het volgen van de opleiding.

 

Conclusie

Gemiddeld zijn er per jaar tussen de 1.000 tot 1.100 advocaat-stagiaires. De uiteindelijke beoordeling of een studiekostenbeding rechtsgeldig overeengekomen kan worden voor de Beroepsopleiding Advocatuur, kan mogelijk een negatieve invloed hebben op de instroom van nieuwe advocaten. Mocht jij zelf de advocatuur in willen gaan, houd de uitspraak van de Hoge Raad dan goed in de gaten.

Het landelijk vuurwerkverbod: na lang getouwtrek toch een werkelijkheid.

Na jaren van debat komt er nu toch een landelijk vuurwerkverbod in Nederland. De coalitiepartijen VVD en NSC hebben recent hun standpunt veranderd, waardoor er nu een Kamermeerderheid voor het verbod is. Knalvuurwerk en vuurpijlen waren al verboden, nu komt daar al het overige siervuurwerk bij. Zelf vuurwerk afsteken zit er dus niet meer in. Een sterretje of knalerwt is het enige wat nog toegestaan is. Hoe zijn we hier gekomen?

 

Geweld en slachtoffers

Artsen en hulpverleners pleiten al jaren voor een vuurwerkverbod. Vooral oogartsen zien elke jaarwisseling de meest verschrikkelijke vuurwerkongelukken voorbijkomen. Daar komt bij dat ambulancebroeders, brandweermannen en vooral de politie elke jaarwisseling flink worden belaagd met vuurwerk. Afgelopen oud en nieuw werden er 1162 vuurwerkslachtoffers behandeld op de eerste hulp en zo’n 350 hulpverleners aangevallen, voor een groot deel met vuurwerk. Dit was voor de twijfelende partijen de druppel om in te stemmen met het verbod.

Plaatselijke verboden

Voor een aantal gemeenten verandert er weinig door het landelijke verbod. Zo hadden Utrecht en Amsterdam als gemeente al een verbod op het afsteken van vuurwerk. Zelf merkte ik hier in Utrecht weinig van, er werd nog flink geknald om 12 uur. Ook hadden veel gemeenten zoals Den Haag een plaatselijk vuurwerkverbod, waardoor er nog maar in bepaalde wijken vuurwerk afgestoken mocht worden. Dit bleek moeilijk te handhaven, iets wat het landelijke verbod moet verbeteren.

 

Dit jaar nog wel knallen?

De kans dat het verbod dit jaar al ingaat lijkt klein. Zo steunde een meerderheid van de Kamer een motie van JA21 en de BBB om het verbod pas volgend jaar in te stellen. De reden hiervoor is dat veel vuurwerkverkopers hun voorraden al hebben ingekocht en grote economische schade zullen leiden door het verbod. Verder willen de VVD en NSC dat er een goed uitgewerkt plan komt om het verbod enerzijds goed te handhaven en anderzijds te zorgen dat er niet veel meer illegaal vuurwerk zal worden afgestoken. Ook moet de vuurwerkbranche eerlijk gecompenseerd worden voor het verlies aan inkomsten. De verwachting is dat dit uitgewerkte wetsvoorstel zeker anderhalf jaar zal duren. Andere partijen zijn bang dat dit uitstel voor een extra chaotische jaarwisseling zal zorgen, omdat iedereen nog een laatste keer alles uit de kast haalt. De kans is echter klein dat er naar hen geluisterd zal worden.

 

Hoe het verbod uit zal pakken weet niemand. De gemeentelijke vuurwerkverboden werden grootschalig overtreden. België en Duitsland zijn voor de meeste Nederlanders vlakbij, waardoor er genoeg mensen in december de auto zullen pakken om toch aan hun vuurwerk te komen. Toch zal een verbod een groot deel van de mensen ervan weerhouden om zelf vuurwerk af te steken. De politie en artsen zijn in ieder geval blij met het verbod.

 

Overvolle gevangenissen in Nederland; een crisis door criminaliteit of politieke keuzes?

De Nederlandse gevangenissen zitten voller dan vol. Staatssecretaris Coenradie heeft aangekondigd noodmaatregelen te gaan nemen, denk aan het eerder vrijlaten van gevangenen en het bouwen van tijdelijke gevangenissen. Hoe heeft dit zover kunnen komen? Is er sprake van een forse toename in criminaliteit of is dit een direct gevolg van politieke keuzes uit het verleden?

 

Een tekort aan cellen door politieke beslissingen

Het huidige cellentekort is zeker niet het gevolg van een explosieve stijging in criminaliteit. De crisis is ontstaan door politieke keuzes uit het verleden. In 2013 besloot staatssecretaris Fred Teeven een ´masterplan´ op te zetten, dit was voornamelijk gericht op het besparen van kosten binnen de gevangenis. Als gevolg sloten er ongeveer 20 gevangenen. De gedachte hierachter was dat Nederland steeds minder gedetineerden zou krijgen en dat het openhouden van al deze gevangenissen een onnodige kostenpost was. Het gevolg hiervan is dat er nu een structureel tekort is aan cellen en er veel ervaren personeel verloren is gegaan. De instroom van gevangenen overheerst nu de beschikbare capaciteit.

 

Noodmaatregelen

Staatssecretaris Coenradie schreef in december in een Kamerbrief dat er sprake is van een ´code zwart´ - situatie in het gevangeniswezen, dit betekent concreet dat er een bezetting van boven de 99,5% is bij de Dienst Justitiële Instellingen. Om de druk op het gevangeniswezen te verlichten kondigt de overheid allerlei noodmaatregelen aan. Een van de meer controversiële maatregelen is het eerder vrijlaten van gedetineerden. Gedetineerden met een straf van maximaal één jaar mogen tot maximaal 14 dagen eerder vrijgelaten worden. Hier zitten wel de voorwaarden aan dat het geen zedendelinquenten of plegers van ernstige geweldsdelicten mag betreffen. Daarnaast zal het vervroegd vrijlaten altijd met maatwerk gebeuren en wordt dit gezien als uiterste noodmaatregel. Critici stellen dat het vervroegd vrijlaten een inbreuk kan opleveren op de straftoemetingsvrijheid van rechters, nu straffen niet volledig worden nageleefd.

 

Het kabinet heeft aangekondigd dat het vervroegd vrijlaten van gedetineerden wettelijk zal worden verankerd, om deze maatregel op gecontroleerde wijze uit te voeren. Dit valt onder de regeling voor vervroegde invrijheidstelling, deze zal worden uitgebreid om ruimte in gevangenissen te creëren.

 

Er wordt ook gesproken over het inzetten van meerpersoonscellen, dit zou ruim 100 plekken meer in de detentie opleveren. Hier is veel ophef over, aangezien het delen van cellen kan leiden tot veel agressie en spanningen onder gevangenen. Als gevolg zal juist de veiligheid binnen Penitiaire Inrichtingen verminderen. Ook is dit mogelijk strijdig met Europese richtlijnen over humane detentieomstandigheden. De Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming heeft gewaarschuwd dat deze maatregel de veiligheid en re-integratie van gevangenen kan schaden.

 

Structurele oplossingen

Om een structurele oplossing te bieden voor het cellentekort binnen de Penitiaire Inrichtingen wordt er gekeken naar de heropening van PI Almere en de bouw van een nieuwe gevangenis in Vlissingen.

 

Conclusie

De huidige crisis in Penitiaire Inrichtingen is niet het gevolg van een plotselinge toename in criminaliteit, maar van beleidskeuzes uit het verleden. De vele bezuinigingen en het sluiten van gevangenissen hebben ertoe geleid dat er nu een fors tekort aan cellen en personeel is. De overheid probeert zo snel mogelijk een oplossing te bieden met noodmaatregelen als vervroegde vrijlating en meerpersoonscellen. De vraag is of dit voldoende zoden aan de dijk zal zetten voor de toekomst en of niet te veel ethische bezwaren zullen oplaaien.

Warmte zonder overlast: De Omgevingswet en handhaving rondom houtkachels.

De koude wintermaanden zorgen ervoor dat veel mensen hun houtkachels weer aansteken, wat vaak als een bron van gezelligheid wordt ervaren. Echter, het stoken van hout kan ook voor overlast veroorzaken voor omwonenden, bijvoorbeeld door geurhinder of gezondheidsrisico’s. Gemeenten kunnen verschillende maatregelen treffen om deze overlast te beperken, zoals handhaving en voorlichting. Recentelijke wetswijzigingen en nieuwe richtlijnen bieden meer duidelijkheid over dit proces. In dit artikel bespreken we de juridische kaders en handhavingsmethoden met betrekking tot houtkachels en overlast.

Wettelijke grondslagen voor handhaving

Voor de omgevingswet

Tot 1 januari 2024 was het Bouwbesluit 2012 leidend voor de handhaving van overlast door houtkachels. Artikel 7.22 bood een algemene bepaling die gemeentes de mogelijkheid gaf in te grijpen bij hinder, gezondheidsrisico’s of veiligheidsrisico’s. Dit artikel bleek in de praktijk echter te vaag: het was lastig te bepalen wanneer sprake was van “overmatige hinder”.

Na de Omgevingswet

Met de invoering van de Omgevingswet op 1 januari 2024 is het Bouwbesluit 2012 komen te vervallen. De nieuwe wetgeving stelt dat iedereen die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat zijn handelen in een bouwwerk overlast kan veroorzaken, verplicht is maatregelen te treffen om die overlast te voorkomen (artikel 22.18, tweede lid, Bruidsschat). De Rechtbank Oost-Brabant heeft deze zorgplicht expliciet van toepassing verklaard op het gebruik van houtkachels. Dit houdt in dat bewoners die hout stoken, actief moeten zorgen voor maatregelen om hinder te voorkomen. Als deze maatregelen niet worden genomen, kan de gemeente handhavend optreden.

Handhaving met zachte en harde methodes

Om handhaving te verduidelijken, heeft de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (STAB) in 2024 haar kennisdocument over houtkachels geactualiseerd. Hierin wordt antwoord gegeven op de vraag wanneer sprake is van ‘onaanvaarde hinder veroorzaakt door het stoken van houtkachels’. STAB introduceert twee methodes om hinder te voorkomen of verminderen:

  1. Zachte methode: deze methode wordt gekenmerkt door haar preventieve benadering. Gemeentes kunnen particulieren informeren over verantwoord stookgedrag, zoals: tips over het gebruik van droog hout en het vermijden van bewerkt hout.

  2. Harde methode: deze methode omvat een stappenplan om hinder te meten, waarbij objectieve signalen worden beoordeeld, zoals: rookverspreiding, rookkleur en rooktemperatuur. Ook kunnen gemeentes stookwijzer.nl raadplegen. De stookwijzer geeft aan of houtstook op een bepaald moment op een bepaalde plek leidt tot (extra) overlast, bijvoorbeeld door weinig wind of een slechte luchtkwaliteit. In zulke situaties geeft de stookwijzer een negatief advies.  

Houtstookverbod in gemeenten

Een voorbeeld van proactief beleid is het gedeeltelijke houtstookverbod dat sinds oktober 2024 in Amersfoort geldt. Hier mag niet gestookt worden wanneer stookwijzer.nl een code oranje of code rood aangeeft. Dit voorkomt extra overlast bij windstilte of slechte luchtkwaliteit en geeft invulling aan de zorgplicht van artikel 22.18 van de Bruidsschat. Door gedurende een code oranje of code rood niet te stoken, voldoet een particuliere houtstoker aan deze zorgplicht (artikel 3 Beleidsregel zorgplicht bij houtstook Amersfoort).

Conclusie

Hoewel het stoken van houtkachels voor velen een aangename traditie is, kan het schadelijke gevolgen hebben voor omwonenden. Handhaving blijft echter een uitdaging, vooral omdat er geen duidelijke richtlijnen zijn die bepalen wanneer hinder als onacceptabel wordt beschouwd. De Omgevingswet biedt verbeteringen, maar concrete regels voor handhaving ontbreken nog. De door STAB ontwikkelde methodes bieden gemeenten praktische handvatten, waarbij vooral de 'harde methode' helpt om hinder objectief vast te stellen. In de komende jaren zullen overheden verder onderzoeken welke handhavingsmethoden juridisch houdbaar zijn, zodat iedereen kan genieten van een warme haard zonder dat de buren in de kou staan.

Affectieschade bij broers en zussen

Met je broer of zus heb je vaak een hechte band; je bent samen opgegroeid en deelt dezelfde genen. Als jouw broer of zus iets overkomt waardoor er bij hem/haar ernstig blijvend letsel ontstaat of als hij/zij zelfs komt te overleiden, kan je je erg verdrietig voelen. Dit verdrietige gevoel is een vorm van immateriële schade en wordt affectieschade genoemd. Dat is schade die niet in geld kan worden uitgedrukt. Deze schade kan vergoed worden, maar dat gebeurt niet altijd.

Hoe zit het in de wet?

Sinds 1 januari 2019 is dit geregeld in de wet. Uit artt. 6:107 en 6:108 BW blijkt dat je affectieschade vergoed kunnen krijgen als een naaste letsel oploopt of komt te overleiden door een gebeurtenis waarvoor iemand anders aansprakelijk is. In de wet vind je de vaste kring van gerechtigden: dit zijn de mensen die sowieso de aansprakelijke persoon kunnen aanspreken voor een schadevergoeding. Dit zijn bijvoorbeeld de echtgenoot of geregistreerd partner, de ouder of een kind van het slachtoffer. Uit de wet blijkt dat broers en zussen niet horen tot deze vaste kring van gerechtigden. Zij kunnen vallen onder sub g: iemand die in een nauwe persoonlijke relatie tot de gekwetste staat. Dit wordt ook wel de hardheidsclausule genoemd.

Toegewezen of afgewezen?

Uit de rechtspraak blijkt dat slechts in uitzonderlijke gevallen broers en zussen een schadevergoeding toegewezen kregen op grond van de hardheidsclausule. Het wordt vaak alleen toegewezen als er sprake is van een bijzondere zorgrelatie of als ze één huishouden vormen. Soms wordt de vordering ook afgewezen als voor het toepassen van de band tussen de broers en zussen nader onderzoek vereist zou zijn en dat dan een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Het kan dus nog best lastig zijn om aan de rechter te bewijzen dat je als broer of zus een nauwe persoonlijke relatie hebt met het slachtoffer.

Over dit onderwerp is veel discussie. De rechter staat namelijk vrij in zijn beslissing om de affectieschadevergoeding toe te kennen of niet. Dat is misschien voor de wetgever nog iets om nog over na te denken; moeten we deze vaste kring van gerechtigden uitbreiden in de wet door broers en zussen toe te voegen of laten we de beslissing aan de rechter door het af te laten hangen van de omstandigheden van het geval?